Een jurylid kan natuurlijk niet onthouden wat een turnster heeft gedaan en welke fouten een turnster allemaal heeft gemaakt.
Daarom wordt dit tijdens de oefening meegeschreven.
Voor de D-score schrijft een jurylid met behulp van symbolen op wat ze geturnd heeft.
Voor de E-score schrijft een jurylid met behulp van cijfers op hoeveel aftrek een turnster kreeg.
Dit zijn 3 symbolen. De turnster heeft dus 3 elementen geturnd!
De cijfers daaronder hebben met de E-score te maken!
Voor de E-score kan een jurylid de volgende aftrekken geven:
Voor een kleine fout schrijft een jurylid dan een 1 op, voor een middelgrote fout een 3, voor een grote fout een 5. Omdat de aftrek voor een hele grote fout (1,00) alleen gegeven wordt bij een val wordt er dan meestal een V (van val) opgeschreven.
Als er bij het symbool van radslag dan 3 1 onderstaat:
Heeft de turnster in haar radslag 1 middelgrote fout gemaakt (bijvoorbeeld kromme benen) en 1 kleine fout (bijvoorbeeld kromme tenen).
We kijken naar een vloeroefening
Ze turnt best wel snel dus kijk hem nog een keer als het lastig te volgen was!
Ze doet de volgende elementen:
Dit schrijf je in symbolen als volgt op:
8 symbolen voor 8 elementen!
(symbolen leren schrijven komt aan bod bij de D-score!)
Nu gaan we voor de E-score de aftrekken erbij schrijven! Ze maakt de volgende foutjes:
Dit ziet er dan als volgt uit:
Na afloop kan een jurylid alles dan optellen!
In dit geval staat er 7 keer een 1, dit is dus 7 x 0,1 = 0,7 aftrek!
Deze turnster heeft dus een E-score van 9,3
Eindopdracht
Stel dat de turnster de volgende fouten had gemaakt:
Hoe ziet het juryblad er dan uit?
Je mag ook de symbolen tekenen!
Maar als het niet lukt kan je ook gewoon 8 vierkantjes tekenen en daar de aftrekken onder schrijven.